Understand spoken Dutch

Recent Additions

Recording English Dutch Time ago created Learn
My work is going well. Mijn werk gaat goed. 6 months 3 weeks ago
Where do you work? Waar werk je? 6 months 3 weeks ago
Where are the children? Waar zijn de kinderen? 6 months 3 weeks ago
I have to go. Ik moet gaan. 6 months 3 weeks ago
What did she say? Wat zei ze? 6 months 3 weeks ago
Where is his office? Waar is zijn kantoor? 6 months 3 weeks ago
work (2nd person singular in questions) werk 6 months 3 weeks ago
Where is the water? Waar is het water? 6 months 3 weeks ago
Where do you study? Waar studeer je? 6 months 3 weeks ago
study (2nd person singular in questions) studeer 6 months 3 weeks ago
Where is it? Waar is het? 6 months 3 weeks ago
Where does he work? Waar werkt hij? 6 months 3 weeks ago
paws (diminutive) pootjes 6 months 3 weeks ago
its z’n 6 months 3 weeks ago
the Golan Heights de Golanhoogvlakte 6 months 3 weeks ago
Gusts tore branches off the trees. Rukwinden rukten de takken van de bomen. 6 months 4 weeks ago
Gusts blew the rubbish off the street. Rukwinden waaiden het vuilnis van de straat. 6 months 4 weeks ago
The gusts of wind made cycling hard. De rukwinden maakten het moeilijk om te fietsen. 6 months 4 weeks ago
A large delivery van blocked the street. Een grote bestelwagen blokkeerde de straat. 7 months ago
The driver parked the delivery van. De chauffeur parkeerde de bestelwagen. 7 months ago
The delivery van is white. De bestelwagen is wit. 7 months ago
delivery van bestelwagen 7 months ago
a van een bestelwagen 7 months ago
lures lokt 7 months ago
completely volkomen 7 months ago
anger boosheid 7 months ago
Where are we? Waar zijn we? 7 months ago
Where is she? Waar is ze? 7 months ago
Where do you want to go? Waar wil je heen? 7 months ago
Where is he going? Waar gaat hij heen? 7 months ago
two women twee vrouwen 7 months ago
I want you to come here. Ik wil dat je hier komt. 7 months ago
He is a bad person. Hij is een slecht persoon. 7 months ago
He is nice. Hij is aardig. 7 months ago
The food is not good. Het eten is niet goed. 7 months ago
Is he good? Is hij goed? 7 months ago
The food is good. Het eten is goed. 7 months ago
It’s good. Het is goed. 7 months ago
one day een dag 7 months ago
very good erg goed 7 months ago