schepsel
beetpakken
mocht
geplaagd
Zo ging het de eerste dag, en later werd het al erger en erger.
erger
Het arme eendje wist niet, hoe het zich zou wenden of keren; het was treurig, omdat het er lelijk uitzag en door al de anderen bespot werd.
bespot
“Het is te groot!” zeiden allen, en de kalkoense haan, die met sporen ter wereld gekomen was en daarom dacht, dat hij keizer was, blies zich op als een schip met volle zeilen en kwam op hem af; toen klokte hij en werd zijn kop vuurrood.
vuurrood
klokte
zeilen
volle
schip
blies
keizer
sporen
kalkoense
Maar het arme eendje, dat het laatst uit het ei gekomen was en er zo lelijk uitzag, werd gebeten, gestoten en voor de gek gehouden, en dat zowel door de eenden als door de kippen.
gehouden
gestoten
gebeten
uitzag
gekomen
laatst
En zo waren zij er dan zo goed als thuis.
“De andere eendjes zien er allerliefst uit,” zei de oude eend; “doe maar, alsof je thuis waart, en als je een palingkop vindt, dan kun je die wel aan mij brengen.”
waart
allerliefst
bes
de bes
meloen
de meloen
pruim
de pruim
mandarijn
de mandarijn
worst
de worst
vliegtuig