"your (informal; short form)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to do one’s homework	je huiswerk maken
	the end of your career	het einde van je loopbaan
	Your daughter’s on drugs.	Je dochter gebruikt drugs.
	How large is your bedroom?	Hoe groot is je slaapkamer?
	Please write your name in this book.	Schrijf alstublieft je naam in dit boek.
	And your co-workers, are they friendly?	En je medewerkers, zijn ze vriendelijk?
	You need to set a good example for your children.	Je moet het goede voorbeeld geven voor je kinderen.
	Leave that behind and teach your other children to swim!	Laat dat maar liggen, en leer je andere kinderen liever zwemmen!
	Where’s your husband?	Waar is je man?
	Call your mother!	Bel je moeder!
	Be polite to your parents.	Wees beleefd tegen je ouders.
	Can you tell us more about your products?	Kan je ons meer vertellen over je producten?
	Try your best to lay eggs, or to purr or let sparks come out of your body.	Doe je best maar om eieren te leggen of te spinnen of vonken uit je lijf te laten komen.
	your files	je bestanden
	Enjoy your summer.	Geniet van je zomer.
	Forget your trouble.	Vergeet je ellende.
	Who built your house?	Wie heeft je huis gebouwd?
	I appreciate your problem.	Ik ben me bewust van je probleem.
	“Use your legs!” she continued.	“Gebruik je poten nu!” vervolgde zij.
	What kind of things do you do in your free time?	Wat soort dingen doe je in je vrije tijd?