"work" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the work	het werk
	at work	op het werk
	That was my job.	Dat was mijn werk.
	Yanni has some work to do.	Yanni heeft wat werk te doen.
	They are not so good at their job.	Ze zijn niet zo goed in hun werk.
	Yanni came home from work.	Yanni kwam thuis van zijn werk.
	Yanni needs to find a job.	Yanni moet werk vinden.
	I work at the consulate.	Ik werk op het consulaat.
	She attained everlasting fame through her work.	Zij kreeg eeuwige roem door haar werk.
	to look for a job	werk zoeken
	Work with a partner.	Werk met een partner.
	Yanni left work immediately.	Yanni vertrok meteen op het werk.
	It ran across fields and pastures; but there was such a violent storm that had trouble standing on its feet.	Het liep over veld en weiden; maar er woei zulk een hevige storm, dat het werk had om op zijn poten te blijven staan.
	“I have also been fooled like that and it caused me a lot of work with my young ones, because they were afraid of the water.”	“Ik ben ook eens zo beetgenomen en had toen heel wat werk met mijn jongen, want zij waren bang voor het water!”
	back to work	alweer aan het werk
	to compromise between life and work	schipperen tussen leven en werk
	Dries Buytaert is unknown to many, but whoever uses the Internet, comes into contact every day with his work.	Dries Buytaert is voor velen een onbekende, maar wie het internet gebruikt, komt elke dag in aanraking met zijn werk.