Understand spoken Dutch

"with (accompanying)" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
on it, stood splendid porcelain crockery, and a steaming roast goose, stuffed with apples and dried plums. daarop stond prachtig porseleinen vaatwerk, en heerlijk dampte de gebraden gans, die met appelen en gedroogde pruimen opgevuld was.
to deal with omgaan met
they had only the roof to cover them, through which the wind was howling, although the largest holes had been plugged with straw and rags. boven zich hadden zij slechts het dak, waardoor de wind heenfloot, al mochten de grootste reten ook met stro en lompen dichtgestopt zijn.
Stop being cruel. Stop met wreed zijn.
to interfere with zich bemoeien met
She rarely got visitors, because the other ducks preferred to swim in the canal, than to come out of the water to talk to her. Daarbij kreeg zij zelden bezoek, want de andere eenden zwommen liever in de gracht rond, dan dat zij eens uit het water kwamen om met haar te praten.
She made fun of my acne. Ze spotte met mijn acne.
You must come with me. Je moet met mij meekomen.
Are you done with your homework? Ben je klaar met je huiswerk?
in close consultation with our customer in nauw overleg met onze klant
Stop moaning and get going. Stop met zeuren en vertrek.
Flattery will get you nowhere. Met vleierij bereik je niets.
Tom chopped down the branch with an ax. Tom hakte de tak met een bijl af.
Defog the lens with a cloth. Ontwasem de lens met een doekje.
a lemonade with freshly squeezed juice limonade met vers geperst sap
a net with much finer mesh een net met veel fijnere mazen
Do you celebrate Thanksgiving with your family? Vier je Thanksgiving met je gezin?
stabbed with a knife neergestoken met een mes
a stabbing with a utility knife een steekpartij met een breekmes
Don’t make fun of me. Speel geen spelletje met mij!