zout water
Daarbij kreeg zij zelden bezoek, want de andere eenden zwommen liever in de gracht rond, dan dat zij eens uit het water kwamen om met haar te praten.
Plof! daar sprong zij in het water.
het donkere, gladde, spiegelende water
Het eendje moest in het water rondzwemmen om te maken, dat dit niet helemaal dichtvroor
het water
het water droop haar uit het haar en de kleren
Het water stijgt.
Hun poten gingen van zelf, en allen waren zij in het water; zelfs het lelijke, grauwe eendje zwom mee.
Er is niet genoeg water.
Zij klapten met hun vleugels en zwommen fier in het water.
ze gooiden brood en gerst in het water
Het water van het meer is schoon.
Tom dronk water.
water
waterdruppels
waterpeil
of hij er van houdt, in het water te zwemmen of onder te duiken
“Maar het is zo prettig, in het water te zwemmen,” zei het eendje
“Ik ben ook eens zo beetgenomen en had toen heel wat werk met mijn jongen, want zij waren bang voor het water!”