ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
Ik was de ramen nooit.
ik was
Ik voelde me veilig wanneer hij bij me was.
ik denk niet dat het toeval was
Ik denk niet dat dat een verstandige beslissing was.
Ik ben blij dat je er niet was.
iedereen was humeurig en kortaangebonden
iedereen was gespannen
hun straat was uitgestorven
hij was niet parelwit en doorschijnend meer
Hij was eens hier.
Hij was een zeer wijs, rijk en machtig koning.
hij was boos dat ik het niet deed
hij was
hij meer geluid maakte dan verstandig was
Hier lag het de gehele nacht; het was vermoeid en verdrietig.
Het was zomer, het koren was rijp, het hooi stond op de groene weiden aan oppers, en de ooievaar liep op zijn lange, rode poten en praatte Egyptisch; want deze taal had hij van zijn moeder geleerd.
het was treurig, omdat het er lelijk uitzag en door al de anderen bespot werd
het was treurig