Understand spoken Dutch

Verbs (simple past) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
the water dripped from her hair and clothes

het water droop haar uit het haar en de kleren

Yanni wanted to speak with a detective.

Yanni wou met een detective spreken.

some children came running into the garden

eenige kinderen kwamen de tuin inlopen

He spoke mockingly of her achievements.

Hij sprak spottend over haar prestaties.

Why couldn’t we get through that barrier?

Waarom konden we niet door dat dranghek?

And so they went to the duck cage.

En zo begaven zij zich naar de eendenkooi.

The student left without saying anything.

De student vertrok zonder iets te zeggen.

it truly did not think to marry

het dacht er waarlijk niet aan te trouwen

She fastened her helmet before cycling.

Ze gespte haar helm vast voordat ze ging fietsen.

The young man saved the girl from drowning.

De jongeman redde het meisje van verdrinking.

The start got everyone moving.

Het startsein bracht iedereen in beweging.

And then another bang was heard.

En toen deed zich andermaal een knal horen.

He grabbed the chance to get a job.

Hij greep de gelegenheid aan om werk te krijgen.

She had the saddest face Harry had ever seen.

Ze had het sipste gezicht dat Harry ooit gezien had.

They saw him and rushed towards him with clapping wings.

Deze zagen hem en kwamen met klappende vleugels op hem af.

for a few seconds they couldn’t move a muscle

een paar seconden lang konden ze geen vin verroeren

there was a buzz among the onlookers

er klonk geroezemoes onder de toeschouwers

but now she became colder, but she didn't dare to go home

maar nu werd zij nog kouder, en naar huis durfde zij niet

He received an award for his achievements.

Hij ontving een toekenning voor zijn prestaties.

The toy the boy was playing with is broken.

Het speelgoed waarmee de jongen speelde is stuk.