Understand spoken Dutch

Verbs (simple past) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
he said I hadn’t taken my responsibility

hij zei dat ik niet mijn verantwoordelijkheid nam

she hadn’t sold even one matchbox and she hadn’t brought a single penny

zij had immers geen enkel doosje lucifers verkocht en bracht geen cent mee

“Listen, companion!” they said; “You are so ugly that you fit well with us.”

“Hoor eens, kameraad!” zeiden zij; “je bent zo lelijk, dat je goed bij ons past.”

“Besides, it is a drake,“ they said; “and that is why it doesn’t matter that much.“

“Bovendien is het een woerd,” zeide zij; “en daarom doet het er zo veel niet toe.”

we watched

wij keken

“Hurry, hurry!” she said.

“Vlug wat, vlug!” zeide zij.

He is dishonored.

Hij is onteerd.

They all watched.

Ze keken allemaal.

The war ended.

De oorlog eindigde.

A fly fell into the milk.

Er viel een vlieg in de melk.

I fell asleep while I was watching TV.

Ik viel in slaap terwijl ik tv keek.

I have dishonored my family.

Ik heb mijn familie onteerd.

He has dishonored the family.

Hij heeft de familie onteerd.

She acted in the play.

Ze speelde in het toneelstuk.

He gathered his books together.

Hij nam zijn boeken bij elkaar.

We were going to visit an old lady.

We zouden een oude dame gaan bezoeken.

The house started shaking.

Het huis begon te trillen.

Tom opened the door and turned on the light.

Tom opende de deur en deed het licht aan.

They cycled there and took the train back.

Ze gingen met de fiets heen en met de trein terug.

Some children ran into the garden

Enige kinderen kwamen de tuin inlopen