Het is tien over acht.
Het is vijfentwintig over acht.
Dit is mijn moeder.
“Denk je, dat dit de hele wereld is?” zei de moeder.
jij moet
Yanni heeft wat werk te doen.
Welke dag is het?
Tom heeft lang haar.
Hij heeft lang haar.
Weet je hoe ik daar kan komen?
Niemand weet hoe lang hij zal leven.
Het is acht uur.
Waar is het hoofd?
Tom heeft een auto.
Yanni heeft geen auto.
Yanni heeft een auto nodig.
Ik zit in mijn auto.
Het komt wel goed.
Laat me eens zien.
Ik kan dit alleen.