Verbs (Present tense, 3rd person plural) 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	They lost the battle.	Ze hebben het gevecht verloren.
	We’ve lost a lot of customers.	We hebben veel klanten verloren.
	We didn’t do anything wrong.	We hebben niets verkeerd gedaan.
	Are your slippers worn out?	Zijn je pantoffels versleten?
	We have reached an agreement.	We hebben een overeenkomst gesloten.
	There are too many cars in the big cities.	Er zijn te veel wagens in de grote steden.
	So it is wrong, we must change	Het is dus verkeerd, we moeten het veranderen
	The employees are paid biweekly.	De medewerkers worden elke twee weken betaald.
	We don’t need any more problems.	We hebben geen behoefte aan nog meer problemen.
	My parents advised me not to drive too fast.	Mijn ouders hebben me afgeraden om te snel te rijden.
	What are the working conditions?	Hoe zijn de arbeidsomstandigheden?
	ask for (plural)	vragen om
	May I ask you a question?	Mag ik je iets vragen?
	are hit hard	zijn zwaar getroffen
	They’ve got lost.	Ze zijn verdwaald geraakt.
	We will understand it afterwards.	Nadien zullen we het begrijpen.
	In summer, eggs go bad quickly.	In de zomer worden eieren rap slecht.
	These cars are built in Japan.	Deze wagens zijn gebouwd in Japan.
	Circumstances have changed.	De omstandigheden zijn veranderd.
	they are all beautiful except that one	zij zijn allemaal mooi, behalve dat ene