Verbs (Present tense, 3rd person plural) 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I would just go to town.	Ik zou gewoon naar de stad gaan.
	Eat, for you are hungry.	Eet, want jullie hebben honger.
	We need a response.	Wij hebben een antwoord nodig.
	They have a tortoise.	Zij hebben een schildpad.
	When are we going to the restaurant?	Wanneer gaan we naar het restaurant?
	How many people are in the house?	Hoeveel mensen zijn er in het huis?
	we all go to a restaurant	we gaan allemaal naar een restaurant
	they see	ze zien
	Can you see?	Kun je zien?
	I would like to see him	ik wil hem graag zien
	Are they still in the café?	Zijn ze nog in het café?
	We’re not alone.	We zijn niet alleen.
	Are you going to show me?	Ga je het mij laten zien?
	We are lost.	We zijn verdwaald.
	Wïll you show it to me?	Wil je het mij laten zien?
	We have three minutes.	We hebben drie minuten.
	Is someone going to show them to me?	Zal iemand ze mij laten zien?
	I would like to see her	ik zou haar graag willen zien
	Is someone going to show it to me?	Zal iemand het mij laten zien?
	Just pretend like we’re not here.	Doe gewoon alsof we hier niet zijn.