Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 1st person singular) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I know my daughter better than anybody else. Ik ken mijn dochter beter dan wie dan ook.
I know that I have to improve my Dutch. Ik weet dat ik mijn Nederlands moet verbeteren.
I wonder whether Tom is colorblind. Ik vraag me af of Tom kleurenblind is.
If you want to try it, go ahead and try it. Als je het wil proberen, ga je gang en probeer het.
Can I pay by credit card? Kan ik met een kredietkaart betalen?
The plan has yet to be approved. Het plan moet nu nog goedgekeurd worden.
I don’t think that was a wise decision. Ik denk niet dat dat een verstandige beslissing was.
I’m ordering you to leave immediately. Ik geef je het bevel onmiddellijk te vertrekken.
I think what you just told me was a lie. Ik denk dat hetgeen wat je me juist verteld hebt een leugen was.
Under no circumstances should you swim in that deep river. Je moet onder geen beding in die diepe rivier gaan zwemmen.
When are you planning to get married? Wanneer ga je in het huwelijksbootje stappen?
Have you not come into a warm room and don’t you have a company from which you can learn something? Ben je niet in een warme kamer gekomen en heb je niet een gezelschap, waarvan je nog wat kunt leren?
“You are terribly ugly!” the wild ducks said; “But we don’t care as long you don’t marry someone within our family!” “Je bent verschrikkelijk lelijk!” zeiden de wilde eenden; “maar dat kan ons niet schelen, als je maar niet met iemand van onze familie trouwt!”
maze doolhof
Do you get it? Snap je het?
I get it. Ik snap het.
punctuation mark leesteken
I’m disgusted. Ik walg ervan.
You disgust me. Ik walg van je.
spiral staircase wenteltrap