Verbs (Present tense, 1st person singular) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	It could be anyone.	Het kan eender wie zijn.
	I’ll be coming back tonight.	Ik kom vanavond terug.
	I’m just going to the toilet.	Ik ga even naar het toilet.
	I need an umbrella.	Ik heb een paraplu nodig.
	I’ve been worried about you.	Ik heb me zorgen om je gemaakt.
	Whenever I think of you, I thank God.	Telkens als ik aan u denk, dank ik God.
	It could be any one of us.	Het kan eender wie van ons zijn.
	By the way, I’m free tonight.	Trouwens, ik ben vanavond vrij.
	I can’t find my umbrella.	Ik kan mijn paraplu niet vinden.
	Why are you drinking so much tonight?	Waarom drink je zoveel vanavond?
	You can do whatever you want to do, of course.	Uiteraard kan je doen wat je maar wilt.
	I am accustomed to cold weather.	Ik ben gewend aan een koud klimaat.
	How do I get to the airport?	Hoe kom ik bij de luchthaven?
	That’s not something anyone can do.	Dat is niet iets wat eender wie kan doen.
	I’m pretty sure that this is Tom’s umbrella.	Ik ben er vrij zeker van dat dit de paraplu van Tom is.
	house boat	woonboot
	I want vengeance.	Ik wil wraak.
	Do you have a bank?	Heb je een bank?
	Do you speak French?	Spreek jij Frans?
	Do you speak English?	Spreek je Engels?