Verbs (Present tense, 1st person singular) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
Recording	EnglishI’ll be coming back tonight.	DutchIk kom vanavond terug.	Status
Recording	EnglishHave you found one?	DutchHeb je er een gevonden?	Status
Recording	EnglishI need an umbrella.	DutchIk heb een paraplu nodig.	Status
Recording	EnglishI wasn’t born yesterday.	DutchIk ben heus niet van gisteren.	Status
Recording	EnglishHow do I get to the centre?	DutchHoe kom ik bij het centrum?	Status
Recording	EnglishI’ve been worried about you.	DutchIk heb me zorgen om je gemaakt.	Status
Recording	EnglishI found the building.	DutchIk heb het gebouw gevonden.	Status
Recording	EnglishI can’t drink wine anymore.	DutchIk kan geen wijn meer drinken.	Status
Recording	EnglishDon’t let anyone know I’m here.	DutchVertel niemand dat ik hier ben.	Status
Recording	EnglishI wonder whether Tom is honest.	DutchIk vraag me af of Tom eerlijk is.	Status
Recording	EnglishI know it’s their good right	Dutchik weet wel het is hun goeie recht	Status
Recording	EnglishAren’t you going to introduce us?	DutchGa je ons niet voorstellen?	Status
Recording	EnglishBy the way, I’m free tonight.	DutchTrouwens, ik ben vanavond vrij.	Status
Recording	EnglishI can’t find my umbrella.	DutchIk kan mijn paraplu niet vinden.	Status
Recording	EnglishWhy are you drinking so much tonight?	DutchWaarom drink je zoveel vanavond?	Status
Recording	English“I made it myself,” he said proudly	Dutch“Ik heb het zelf gemaakt”, zei hij trots.	Status
Recording	EnglishDid you come the day before yesterday?	DutchBen je eergisteren gekomen?	Status
Recording	EnglishI found the book by chance.	DutchIk heb toevallig het boek gevonden.	Status
Recording	EnglishI go on the Internet almost every day.	DutchIk ga vrijwel iedere dag op Internet.	Status
Recording	EnglishPlease tell me what to do.	DutchVertel me alsjeblieft wat ik moet doen.	Status