Verbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom bought an expensive coat.	Tom kocht een dure jas.
	Do you like beef?	Hou je van rundsvlees?
	What don’t I understand?	Wat versta ik niet?
	He wants to learn to cook.	Hij wil leren koken.
	Water is strange stuff.	Water is vreemd spul.
	This is blackmail.	Het is chantage.
	Is this blackmail?	Is dit chantage?
	object of ridicule	mikpunt van spot
	Let’s ask.	Laten we het vragen.
	Now someone is dying!	Nu sterft er iemand!
	think reasonably	denk redelijk na
	What kind of music do you like?	Van welke muziek hou je?
	Do you like pork?	Hou je van varkensvlees?
	Do you have a match?	Heb je een lucifer?
	to emerge (long form)	te voorschijn
	to improve (long form)	te verbeteren
	It was delicious.	Het was heel lekker.
	Even I can sing.	Zelfs ik kan zingen.
	Tom deceived Mary.	Tom bedroog Maria.
	Where’s the mirror?	Waar is de spiegel?