Verbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Do you have a match?	Heb je een lucifer?
	to emerge (long form)	te voorschijn
	to improve (long form)	te verbeteren
	It was delicious.	Het was heel lekker.
	Even I can sing.	Zelfs ik kan zingen.
	Tom deceived Mary.	Tom bedroog Maria.
	Where’s the mirror?	Waar is de spiegel?
	Would you like some popcorn?	Wil je wat popcorn?
	We sometimes make mistakes.	We maken soms fouten.
	to drown (long form)	te verdrinken
	There’s a hole in my coat.	Er zit een gat in mijn jas.
	That sounds lovely.	Dat klinkt prachtig.
	Do you often wear a hat?	Draag je vaak een hoed?
	I did not have time.	Ik heb geen tijd gehad.
	No, I don’t understand you.	Nee, ik versta je niet.
	Children like ice cream.	Kinderen houden van ijs.
	Don’t talk to her right now.	Praat nu niet met haar.
	Water is strange stuff.	Water is vreemd spul.
	The bread is in the oven.	Het brood zit in de oven.
	I have a headache.	Ik heb hoofdpijn.