Verbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’m behind him.	Ik sta achter hem.
	I have a fever.	Ik heb koorts.
	Owls are wise.	Uilen zijn wijs.
	He was cheating.	Hij bedroog.
	follow the policy	volg het beleid
	Do you like to eat cabbage?	Eet je graag kool?
	approved (past participle)	goedgekeurd
	to resolve (long form)	te oplossen
	Yes, I understand you.	Ja, ik versta je.
	Tom broke his neck.	Tom brak zijn nek.
	Tom drank water.	Tom dronk water.
	There’s a riot going on.	Er is een rel gaande.
	That sounds good.	Dat klinkt goed.
	to sign	ondertekenen
	Do you wear glasses?	Draag je een bril?
	Can I kiss you?	Mag ik je kussen?
	“Hurry, hurry!” she said.	“Vlug wat, vlug!” zeide zij.
	Repeat after me.	Herhaal na mij.
	to speak Spanish	Spaans spreken
	Stay right there.	Blijf daar staan.