Understand spoken Dutch

Verbs Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Tom is a dependable person. Tom is een afhankelijk persoon.
You can use my car, if you want to. Je mag mijn auto gebruiken, als je wil.
He was treated kindly. Hij werd vriendelijk bejegend.
He is dependent on his father. Hij is afhankelijk van zijn vader.
My house is on the other side of the river. Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.
It’s my very own mother. Het is mijn bloedeigen moeder.
I happen to be a good driver. Toevallig ben ik een goede chauffeur.
Is Tom conscious? Is Tom bij bewustzijn?
Tom’s conscious. Tom is bij bewustzijn.
He has not yet recovered consciousness. Hij is nog niet bij bewustzijn gekomen.
Why don’t we go to Australia with Tom? Waarom gaan we niet naar Australië met Tom?
My efforts were not in vain. Mijn inspanningen waren niet voor niets.
She does not want to be dependent on her parents. Ze wil niet afhankelijk zijn van haar ouders.
Don’t you want any orange juice? Wil je geen sinaasappelsap?
My wife and children depend on me. Mijn vrouw en kinderen zijn afhankelijk van mij.
You shouldn’t depend on others too much. U moet niet te veel van anderen afhankelijk zijn.
Tom has regained consciousness. Tom is weer bij bewustzijn gekomen.
Tom still hasn’t regained consciousness. Tom is nog steeds niet bij bewustzijn.
I don’t think anyone would want to read this book a second time. Ik denk niet dat iemand dit boek een tweede keer zou willen lezen.
We have to leave now if we want to get home before dark. Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.