Verbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	And yet she said she was a true princess.	En toch zei zij, dat ze een echte prinses was.
	Now, that we will soon find out!	Nu, dat zullen we wel eens te weten komen!
	I made a lot of new friends this year.	Ik heb dit jaar veel nieuwe vrienden gemaakt.
	to buy (long form)	te kopen
	That is true.	Dat is waar.
	It is true.	Het is waar.
	’Tis true.	’t Is waar.
	to get (long form)	te krijgen
	to speak French	Frans spreken
	I, too, am a teacher.	Ik ben ook leraar.
	How does one make bread?	Hoe maakt men brood?
	What you said is not true.	Wat je zei, is niet waar.
	I’d like to buy one of those.	Ik wil een van deze kopen.
	Where can I buy eggs?	Waar kan ik eieren kopen?
	Some people are beautiful.	Sommige mensen zijn mooi.
	We need to buy something for Tom.	We moeten iets kopen voor Tom.
	Tom isn’t going to buy a new car.	Tom gaat geen nieuwe auto kopen.
	I don’t want to speak for myself.	Van mij zelf wil ik niet spreken.
	I don’t want to speak about myself.	Ik wil niet van mij zelf spreken.
	Now I can have some duck eggs.	Nu kan ik eendeneieren krijgen.