Verbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Don’t let Tom suffer.	Laat Tom niet lijden.
	and I mean thoroughly	en ik bedoel grondig
	Where can I take a shower?	Waar kan ik douchen?
	That house isn’t for sale.	Dat huis is niet te koop.
	I thought you cared about him.	Ik dacht dat je om hem gaf.
	I can switch.	Ik kan schakelen.
	A tortoise is slow.	Een schildpad is traag.
	Do you like to eat carrots?	Eet je graag wortels?
	The horse jumped over the fence.	Het paard sprong over het hek.
	My legs are still shaking.	Mijn benen trillen nog.
	the bananas are yellow	de bananen zijn geel
	He had a hole in his sock.	Hij had een gat in zijn sok.
	What exactly do you mean?	Wat bedoel je precies?
	Nobody understood me.	Niemand begreep mij.
	He was red with anger.	Hij werd rood van woede.
	to spread (long form)	te verspreiden
	I got suspended.	Ik werd geschorst.
	She wants to switch.	Zij wil schakelen.
	to be familiar with	vertrouwd zijn met
	Do you have cigarettes?	Heb je sigaretten?