"the" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the picture on the wall	het beeld op de muur
	the thick black smoke	de dikke zwarte rook
	the assignments	de opdrachten
	the battle	de veldslag
	the decision	de beslissing
	the setback	de tegenslag
	the measure	de maatregel
	the building industry	de bouwsector
	The vegetables are green.	De groenten zijn groen.
	the airport	de luchthaven
	I couldn't get the safe open.	Ik kreeg de kluis niet open.
	the lunch boxes	de brooddozen
	Where is the bus to London?	Waar is de bus naar Londen?
	the second floor	de tweede verdieping
	Where is the train to London?	Waar is de trein naar Londen?
	said the woman, looking around	zei de vrouw en keek in de rondte
	Tom put all his money in the safe.	Tom deed al zijn geld in de kluis.
	I put the money in the safe.	Ik heb het geld in de kluis gedaan.
	There is a red cross on the map.	Er staat een rood kruis op de kaart.
	The children wanted to play with him	De kinderen wilden met hem spelen