"the (neutral)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	“But it is so delightful to swim about on the water,” said the duckling	“Maar het is zo prettig, in het water te zwemmen,” zei het eendje
	We went to the park to play baseball.	We gingen naar het park om te honkballen.
	They were playing baseball in the park.	Ze waren aan het honkballen in het park.
	if only it could get the permit to lie in the reeds	als het maar de vergunning kon krijgen, om in het riet te liggen
	They guided him throughout the entire project.	Ze hadden hem op sleeptouw tijdens het hele project.
	“The world is so big!” all the young ones said; because now they had much more space than in the egg.	“Wat is de wereld toch groot!” zeiden al de jongen; want nu hadden zij heel wat meer plaats dan in het ei.
	the thing	het ding
	the straw	het stro
	the flour	het meel
	the end	het eind
	at the end	op het eind
	the shot	het schot
	the sheep	het schaap
	the management	het beheer
	the expensive house	het dure huis
	the east	het oosten
	the foam	het schuim
	the cover	het omslag
	Is it a wolf?	Is het een wolf?
	the fight	het gevecht