Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Aren’t you going to introduce us?	Ga je ons niet voorstellen?
	Are you going to attend the meeting?	Komt u naar de bijeenkomst?
	Can I use your phone?	Mag ik uw telefoon gebruiken?
	Just pretend like we’re not here.	Doe gewoon alsof we hier niet zijn.
	I don’t know if she likes me or not.	Ik weet niet of ze mij leuk vindt of niet.
	He depends on her.	Hij is van haar afhankelijk.
	I don’t want to be alone with Tom.	Ik wil niet alleen blijven met Tom.
	I think everyone likes it.	Ik denk dat iedereen het leuk vindt.
	May I introduce my sister to you.	Mag ik u mijn zus voorstellen.
	He ended up in the river.	Hij is in de rivier terecht gekomen.
	Who’s the president of this country?	Wie is de president van dit land?
	May I introduce my son to you	Mag ik u mijn zoon voorstellen
	May I introduce my brother to you.	Mag ik u mijn broer voorstellen.
	You can use my car, if you want to.	Je mag mijn auto gebruiken, als je wil.
	He was treated kindly.	Hij werd vriendelijk bejegend.
	May I introduce my friend to you!	Mag ik u mijn vriend voorstellen!
	He is dependent on his father.	Hij is afhankelijk van zijn vader.
	This month was kind of difficult.	Deze maand is enigszins moeilijk geweest.
	My house is on the other side of the river.	Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.
	It’s my very own mother.	Het is mijn bloedeigen moeder.