Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	“I’m not going anywhere!” said Harry fiercely.	‘Ik ga nergens heen!’ zei Harry fel.
	he accompanies me everywhere	hij vergezelt me overal
	when I printed it	wanneer ik het geprint had
	I have made a reservation.	Ik heb gereserveerd.
	everyone was tense	iedereen was gespannen
	We’re going to freeze to death.	Straks vriezen we nog dood.
	I need a cold medicine.	Ik heb hoestsiroop nodig.
	I’m not a separatist.	Ik ben geen separatist.
	Yanni’s body was naked.	Yanni zijn lichaam was naakt.
	His overcoat is worn out.	Zijn overjas is versleten.
	Could I borrow a hammer?	Zou ik een hamer kunnen lenen?
	I couldn’t give a monkey’s.	Het kan me geen laars schelen.
	Tom showered and shaved.	Tom douchte en schoor zich.
	He will try to come.	Hij zal trachten te komen.
	He will succeed to the throne.	Hij zal de troon opvolgen.
	both private and business	zowel privé als zakelijk
	I have to just take the train.	Ik moet gewoon de trein nemen.
	I made a U-turn.	Ik heb een U-bocht gemaakt.
	He controls his emotions.	Hij beheerst zijn emoties.
	I play table tennis.	Ik speel tafeltennis.