Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	she has four grandsons	ze heeft vier kleinzonen
	He worships a golden idol.	Hij aanbidt een gouden afgod.
	He is just going to go to town.	Hij gaat gewoon even naar de stad.
	I would also like to buy some shoes.	Ik wil ook graag schoenen kopen.
	He is going to fill them in straight away.	Hij gaat ze meteen invullen.
	You have to watch out for that man.	Je moet opletten voor die man.
	Are you ready to order?	Ben je klaar om te bestellen?
	The only thing you grab are pints.	Het enige wat jij pakt, zijn pinten.
	We have to get off here.	Hier moeten we uitstappen.
	their sharp little fists	hun scherpe kleine vuistjes
	You look like your father.	Je ziet eruit als je vader.
	I only eat kosher food.	Ik eet alleen koosjer voedsel.
	My parents want to divorce.	Mijn ouders willen scheiden.
	He is a mighty sorcerer.	Hij is een machtige tovenaar.
	I’m terrified of dogs.	Ik ben doodsbang van honden
	The kids grew so much.	De kinderen groeiden zo veel.
	By the way, do you play the violin?	Overigens, speelt gij viool?
	I’d like to be Picasso.	Ik zou wel willen Picasso zijn.
	Where did Yanni learn to make baskets?	Waar leerde Yanni manden maken?
	Do you take credit cards?	Accepteert u creditcards?