Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I need to shave.	Ik moet me scheren.
	accept each other	aanvaard elkaar
	I mean it only for your own good.	Ik meen het goed met je!
	I want to rent a car.	Ik wil een auto huren.
	You’re unemployed.	Je bent werkloos.
	I slept like a log.	Ik sliep als een blok.
	That’s a promise.	Dat is een belofte.
	Do you shave your armpits?	Scheer je je oksels?
	Is that a crime?	Is dat een misdaad?
	I don’t care about profit.	Ik geef niets om winst.
	Their target is profit.	Hun mikpunt is winst.
	Are these edible?	Zijn deze eetbaar?
	She smiled.	Ze glimlachte.
	He has pimples.	Hij heeft puisten.
	They’re playing in the yard.	Ze spelen in het erf.
	There were a lot of mosquitoes.	Er waren veel muggen.
	Are you single?	Ben je vrijgezel?
	There is a hole in his sock.	Er zit een gat in zijn sok.
	How do we decide?	Hoe beslissen we?
	and I mean thoroughly	en ik bedoel grondig