Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Oh! We will not bother you.	Oh! Wij zullen u niet lastig vallen.
	Yes sir, which bus do you mean?	Ja meneer, welke bus bedoelt u?
	I want to dance with my family.	Ik wil dansen met mijn familie.
	A lot has happened in the meantime.	Intussen is er veel gebeurd.
	but we don’t care	maar dat kan ons niet schelen
	I didn’t get enough sleep.	Ik heb niet genoeg geslapen.
	She is busy in the utility room.	Ze is bezig in de bijkeuken.
	He is such a lucky guy.	Hij heeft zodanig veel geluk.
	He has dishonoured the family.	Hij heeft de familie onteerd.
	Where is the exit?	Waar is de uitgang?
	Those claims are false.	Die beweringen zijn onjuist.
	I never liked him anyway.	Ik vond hem sowieso niet leuk.
	What would you propose?	Wat zou jij voorstellen?
	Today I’m going to prune the roses.	Vandaag ga ik de rozen snoeien.
	they go to the supermarket	ze gaan naar de supermarkt
	His opinion is worthless.	Zijn mening is waardeloos.
	I am wearing my silver jewelry.	Ik draag mijn zilveren sieraden.
	I had good teachers.	Ik heb goede leerkrachten gehad.
	I found the jewelry that I had lost.	Ik vond de sieraden die ik kwijt was.
	His services were appreciated.	Zijn prestaties werden erkend.