Understand spoken Dutch

Pronouns Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I need a razor. Ik heb een scheermes nodig.
I’m not as old as you, of course. Uiteraard ben ik niet zo oud als jij.
We have a great opportunity. We hebben een mooie gelegenheid.
These kinds of mistakes don’t happen often. Dit soort fouten gebeuren niet vaak.
I felt safe when he was with me. Ik voelde me veilig wanneer hij bij me was.
she now saw them like stars in the sky zij zag ze nu als sterren aan den hemel
Can I have a receipt? Mag ik een betaalbewijs?
We can see many stars tonight. We kunnen veel sterren zien deze nacht.
Everyone wants to pay as little as possible. Iedereen wil zo weinig mogelijk betalen.
It’s my very own mother. Het is mijn bloedeigen moeder.
What did you do this morning? Wat heb je vanochtend gedaan?
My old shoes are completely worn out. Mijn oude schoenen zijn helemaal versleten.
I’ll make use of this opportunity. Ik zal van deze gelegenheid gebruikmaken.
What did Tom do while he was in Australia? Wat heeft Tom gedaan terwijl hij in Australië was?
Her grandmother had never before been so beautiful, so big. Haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest.
The next morning it took a long time before they were finally on the way. De volgende ochtend duurde het lang voor ze eindelijk op pad waren.
I was a kid and didn’t know any better than that it would never pass ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
Do you see Tom? Zie je Tom?
I’m ill. Ik ben ziek.
I’m a human. Ik ben een mens.