Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	We had oysters earlier.	We hadden oesters eerder.
	I was feeling confident.	Ik voelde me zelfzeker.
	You must come with me.	Je moet met mij meekomen.
	Are you done with your homework?	Ben je klaar met je huiswerk?
	you are broken	je geradbraakt bent
	She is very eager to learn.	Ze is heel leergierig.
	Thank God, it’s Friday.	Gelukkig is het vrijdag.
	I have an ace and two kings.	Ik heb een aas en twee koningen.
	we will recapture it	we zullen die heroveren
	in close consultation with our customer	in nauw overleg met onze klant
	my sincere condolences	mijn oprechte medeleven
	“I’m not going anywhere!” said Harry fiercely.	‘Ik ga nergens heen!’ zei Harry fel.
	he accompanies me everywhere	hij vergezelt me overal
	when I printed it	wanneer ik het geprint had
	I have made a reservation.	Ik heb gereserveerd.
	everyone was tense	iedereen was gespannen
	We’re going to freeze to death.	Straks vriezen we nog dood.
	I need a cold medicine.	Ik heb hoestsiroop nodig.
	I’m not a separatist.	Ik ben geen separatist.
	Yanni’s body was naked.	Yanni zijn lichaam was naakt.