Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	We held on tightly to the branch.	We hielden ons vast aan de tak.
	He speaks several languages.	Hij spreekt meerdere talen.
	I helped her make dinner.	Ik heb haar geholpen te eten.
	You are extremely honest.	Je bent uitermate eerlijk.
	This bread has become old and tough.	Dit brood is oud en taai geworden.
	He has a lover in Paris.	Hij heeft een liefje in Parijs.
	I will fill them in this evening.	Ik zal ze vanavond invullen.
	I don’t like this cake.	Ik vind deze taart niet lekker.
	If I take a taxi, I will arrive on time.	Als ik een taxi neem, kom ik op tijd aan.
	His assertion is unfounded.	Zijn bewering is ongegrond.
	Do you like to eat mushrooms?	Eet je graag champignons?
	I like to eat fried eel.	Ik eet graag gebakken paling.
	It takes courage to follow your heart.	Het vergt moed om je hart te volgen.
	It depends on the company.	Het hangt van het bedrijf af.
	a branch that was as thick as a python	een tak die zo dik was als een python
	I need to go to Spijkenisse	Ik moet naar Spijkenisse.
	Is there table service?	Heeft u bediening aan tafel?
	Did she send you the money?	Heeft ze je het geld gestuurd?
	My dad used to drive a Beetle.	Vroeger reed mijn vader een Kever.
	You can’t mess this up.	Je mag dit niet verprutsen.