Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	We eat a lot of pasta.	We eten veel pasta.
	I clean the kitchen.	Ik poets de keuken.
	her nightgown	haar nachtpon
	I need to take a shower.	Ik moet douchen.
	We are going to die.	We gaan sterven.
	Give them my number.	Geef hun mijn nummer.
	their foolish plans	hun dwaze plannen
	I’m rather small	Ik ben nogal klein
	They play so well.	Ze spelen zo goed.
	We build houses.	Wij bouwen huizen.
	We’re building a wall.	We bouwen een muur.
	You are famous.	Jij bent beroemd.
	He has big ears.	Hij heeft grote oren.
	That grey building?	Dat grijze gebouw?
	I’m curious.	Ik ben benieuwd.
	I’m used to it.	Ik ben eraan gewend.
	A one-way ticket, please.	Enkele reis, graag.
	We fell asleep.	We vielen in slaap.
	Tom and I laughed.	Tom en ik lachten.
	I will arrive	ik zal aankomen