Understand spoken Dutch

Pronouns Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
We don’t trust strangers. Wij vertrouwen geen vreemdelingen.
We leave as soon as we are done eating. We vertrekken zodra we klaar zijn met eten.
You want a nice room on the first floor. U wilt een mooie kamer op de eerste verdieping.
It’s a nice room on the first floor. Het is een mooie kamer op de eerste verdieping.
We are at the police station. Wij zijn op het politiebureau.
My family arrives at a quarter past three. Mijn familie arriveert om kwart over drie.
My family arrives at a quarter to four. Mijn familie arriveert om kwart voor vier.
You have a nice room on the first floor. Je hebt een mooie kamer op de eerste verdieping.
My foot is so fat that it no longer fits in my shoe. Mijn voet is zo dik dat hij niet meer in mijn schoen past.
and, see, she has a red patch on her leg en, zie je wel, zij heeft een rood lapje om haar poot
from 092 415 864 vanaf 092 415 864
Can I quickly pee before we leave? Mag ik even plassen voordat we vertrekken?
I got beaten up. Ik ben in elkaar geslagen.
How long was I unconscious? Hoe lang was ik buiten bewustzijn?
We won’t leave unless everyone is ready. We vertrekken niet, tenzij iedereen klaar is.
at home I still have a postcard thuis heb ik nog een ansichtkaart
We have a nice room on the first floor. Wij hebben een mooie kamer op de eerste verdieping.
Was it raining on your wedding day? Was het aan het regenen op jullie trouwdag?
That’s your responsibility. Dat is jouw verantwoordelijkheid.
It’s your responsibility. Het is jouw verantwoordelijkheid.