Prepositions Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to leave (long form)	te vertrekken
	to have someone where you want him; to have someone by the short and curlies	iemand in de tang nemen
	to jump on the bandwagon	op de kar springen
	They suit each other.	Ze passen bij elkaar.
	It’s quarter past eight.	Het is kwart over acht.
	Do you have this in my size?	Heeft u dit in mijn maat?
	He’s a member of the golf club.	Hij is lid van de golfclub.
	behind the scenes	achter de schermen
	He was red with anger.	Hij werd rood van woede.
	pregnant	in verwachting
	The stall at the market is busy.	De kraam op de markt is druk.
	beaten up	in elkaar geslagen
	Enjoy your meal!	Geniet van je maaltijd!
	Tom fell off the balcony.	Tom viel van het balkon.
	This fits within the frame.	Dit past binnen het kader.
	Thanks for the coffee.	Bedankt voor de koffie.
	in the beginning she did everything	in het begin deed ze alles
	the arrival of spring.	de aantocht van de lente
	with country flowers and a hedge	met boerenbloemen en een heg
	Were you married at that time?	Was je op dat moment getrouwd?