Phrases Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’m	ik ben
	It’s me.	Ik ben het.
	such a	zo’n
	so that	zodat
	I can do that.	Dat kan ik.
	she is	zij is
	she was	zij was
	that she	dat zij
	That’s her!	Dat is zij!
	How is she?	Hoe is zij?
	How are you doing?	Hoe is het met je?
	three and three	drie en drie
	This is for you.	Dit is voor u.
	not yet	nog niet
	Are they still here?	Zijn ze er nog?
	How it looked like now	Wat zag het er nu uit
	on this	hierop
	of which	waarvan
	for this	hiervoor
	Where is she?	Waar is ze?