Ik kan het niet met je eens zijn.
het eens zijn met
voor mij
Wat zei je?
de kamer
een kamer
Ze waren van mij.
Waar is hij?
waarvan
almaar
het huis
Weet ik veel!
Dat was al daar.
honderdvijf
vijfhonderd
Ik weet het niet.
Ze heeft een huis.
Yanni weet het niet.
te doen
Er was veel te doen.