Particles Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the person	de persoon
	the company	het bedrijf
	The poor beast!	Het arme beest!
	to go to the park	naar het park gaan
	the largest village	het grootste dorp
	the farm	de boerderij
	That’s what the doctor said.	Dat is wat de dokter zei.
	Your team is better than ours.	Jouw team is beter dan het onze.
	What did she buy at the shop?	Wat heeft ze in de winkel gekocht?
	The poor duckling had it very bad already.	Het arme eendje had het al heel slecht.
	Heaven knows what there was in the bed!	De hemel mag weten, wat er in het bed geweest is!
	the United States	de Verenigde Staten
	in the United States	in de Verenigde Staten
	Yanni has a farm just outside town.	Yanni heeft een boerderij net buiten het dorp.
	“Terribly bad!” said the princess.	“Verschrikkelijk slecht!” zei de prinses.
	I have never been to the United States.	Ik ben nooit in de Verenigde Staten geweest.
	“What a terribly big duckling that is,” she thought; “None of the others looks like this.”	“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”
	the need	de nood
	the bird	de vogel
	the apple	de appel