"of" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Monday is the first day of the week.	Maandag is de eerste dag van de week.
	I don’t know whether you like her or not.	Ik weet het niet of je van haar houdt of niet.
	Monday is the first day of the working week.	Maandag is de eerste dag van de werkweek.
	of orange	van sinaasappel
	Who’s the president of this country?	Wie is de president van dit land?
	Friday is the last day of the working week.	Vrijdag is de laatste dag van de werkweek.
	My house is on the other side of the river.	Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.
	the best in the class	de beste van de klas
	clouds of steam	wolken van stoom
	the centre of town	het centrum van de stad
	Sunday is the last day of the weekend.	Zondag is de laatste dag van het weekend.
	Saturday is the first day of the weekend.	Zaterdag is de eerste dag van het weekend.
	They are responsible for the operation of the farm.	Ze zijn verantwoordelijk voor de uitbating van de boerderij.
	Tuesday is the second day of the week.	Dinsdag is de tweede dag van de week.
	the importance of technology	het belang van technologie
	Of course, I love chocolate.	Uiteraard hou ik van chocolade.
	I’ll make use of this opportunity.	Ik zal van deze gelegenheid gebruikmaken.
	The operation of the restaurant is a family business.	De uitbating van het restaurant is een familiezaak.
	by means of	d.m.v.
	Labour Day	Dag van de Arbeid