Understand spoken Dutch

Nouns Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Recording
Englishhair growth products Dutchhaargroeimiddelen Status
Recording
Englishto take into account Dutchrekening houden met Status
Recording
EnglishDo you have news from your brother? DutchHeb je nieuws van je broer? Status
Recording
EnglishNo, it’s not a turkey. DutchNee, het is geen kalkoen. Status
Recording
Englishthe centre of town Dutchhet centrum van de stad Status
Recording
EnglishThe grass in the garden is green. DutchHet gras in de tuin is groen. Status
Recording
EnglishWhat time is breakfast? DutchHoe laat is het ontbijt? Status
Recording
Englishthat poor, ugly animal Dutchdat arme, lelijke beest Status
Recording
EnglishSparks were flying everywhere. DutchEr vlogen overal vonken. Status
Recording
EnglishHave you found one? DutchHeb je er een gevonden? Status
Recording
Englisha stray dog Dutcheen zwerfhond Status
Recording
Englishabout this time Dutchomstreeks deze tijd Status
Recording
EnglishIt rained the whole day. DutchDe regen hield de hele dag aan. Status
Recording
EnglishWhy do you not believe Tom? DutchWaarom geloof je Tom niet? Status
Recording
EnglishThis isn’t my umbrella. DutchHet is niet mijn paraplu. Status
Recording
EnglishI need an umbrella. DutchIk heb een paraplu nodig. Status
Recording
EnglishTom said he wanted revenge. DutchTom zei dat hij wraak wilde. Status
Recording
EnglishDoes your house have a basement? DutchHeeft jouw huis een kelder? Status
Recording
EnglishHow do I get to the centre? DutchHoe kom ik bij het centrum? Status
Recording
Englishto make a decision Dutcheen beslissing nemen Status