Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the work	de arbeid
	the stove	de kachel
	kill (informal, 2nd person singular)	om zeep helpt
	green light	groen licht
	airport	luchthaven
	the toilet	het toilet
	the method	het middel
	the means	het middel
	a good idea	een goed idee
	the sound	het geluid
	morning person	ochtendmens
	the secret	het geheim
	construction project	bouwproject
	a sick child	een ziek kind
	to kill (informal)	om zeep helpen
	to ruin	om zeep helpen
	the clothing	de kleding
	the flowers	de bloemen
	the rights	de rechten
	I’m a human.	Ik ben een mens.