Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	a dark forest	een donker bos
	She bought a chicken.	Ze kocht een kip.
	Which book are you reading?	Welk boek lees je?
	in another country	in een ander land
	Winter came.	Het werd winter.
	Can Tom hear us?	Kan Tom ons horen?
	I’m very sleepy.	Ik heb veel slaap.
	home schooling	thuisonderwijs
	the television	de televisie
	There’s no proof.	Er is geen bewijs.
	the problems	de problemen
	I need your help. (formal)	Ik heb uw hulp nodig.
	I need your help. (informal)	Ik heb je hulp nodig.
	Tom bought a dog.	Tom kocht een hond.
	a television	een televisie
	Tom needs help.	Tom heeft hulp nodig.
	I really liked Tom.	Ik vond Tom heel leuk.
	My place or yours?	Bij mij thuis of bij jou?
	What’s in this box?	Wat zit er in deze doos?
	Do you need our help?	Heb je onze hulp nodig?