Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	one hundred and nineteen (119)	honderdnegentien
	one hundred and twenty one (121)	honderdeenentwintig
	one hundred and twenty-nine (129)	honderdnegenentwintig
	one hundred and twenty-two (122)	honderdtweeëntwintig
	one hundred and twenty-three (123)	honderddrieëntwintig
	one hundred and twenty-four (124)	honderdvierentwintig
	one hundred and twenty-five (125)	honderdvijfentwintig
	the mother	de moeder
	Mother’s Day	Moederdag
	This is my mother.	Dit is mijn moeder.
	What did you think of the book?	Wat denk je van dit boek?
	all day	de hele dag
	one hundred and eight (108)	honderdacht
	eight hundred (800)	achthonderd
	the whole house	het hele huis
	ten past eight	tien over acht
	twenty-eight (28)	achtentwintig
	all over the world	over de hele wereld
	It’s ten past eight.	Het is tien over acht.
	She could see into the room.	Zij kon in de kamer zien.