Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the operation	de uitbating
	chocolate milk	chocolademelk
	the largest city	de grootste stad
	to go on holiday	op vakantie gaan
	Mary is gorgeous.	Maria is prachtig.
	Are you on holiday?	Ben je op vakantie?
	I have a lot of friends.	Ik heb veel vrienden.
	Tom wanted to get back home.	Tom wilde naar huis komen.
	Do your parents know where you are?	Weten je ouders waar je bent?
	One day, we’ll know.	Op een dag zullen we het weten.
	Put yourself in my position.	Ga eens in mijn schoenen staan.
	It was the last evening of the year.	Het was de laatste avond van het jaar.
	Why didn’t you come by bus?	Waarom ben je niet met de bus gekomen?
	By chance, I met her in the street.	Ik kwam haar toevallig op straat tegen.
	I’ve made a lot of new friends.	Ik heb veel nieuwe vrienden gemaakt.
	nineteen sixty-seven (1967)	negentienzevenenzestig
	And yet she said she was a true princess.	En toch zei zij, dat ze een echte prinses was.
	I made a lot of new friends this year.	Ik heb dit jaar veel nieuwe vrienden gemaakt.
	the side	de kant
	front door	voordeur