Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I, too, am a teacher.	Ik ben ook leraar.
	How does one make bread?	Hoe maakt men brood?
	the square	het vierkant
	three days ago	drie dagen geleden
	two days ago	twee dagen geleden
	Some people are beautiful.	Sommige mensen zijn mooi.
	Put yourself in my position.	Ga eens in mijn schoenen staan.
	I don’t want to speak for myself.	Van mij zelf wil ik niet spreken.
	I don’t want to speak about myself.	Ik wil niet van mij zelf spreken.
	I didn’t know that Tom couldn’t speak French.	Ik wist niet dat Tom geen Frans kon spreken.
	the tea	de thee
	white hair	wit haar
	the fire	het vuur
	the point	het punt
	white meat	wit vlees
	the heaven	de hemel
	the bicycle	de fiets
	plus point	pluspunt
	the trees	de bomen
	this time	deze keer