Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Do you like sports?	Hou je van sport?
	the drops	de druppels
	the landing	de overloop
	the nightgown	de nachtpon
	the estimates	de ramingen
	the sideboard	de dressoir
	gold-coloured	goudkleurig
	mouse-coloured	muiskleurig
	chess world	schaakwereld
	the pressure	de spanning
	the intern	de stagiair
	the burglaries	de inbraken
	the stork	de ooievaar
	torch holder	fakkelhouder
	the canals	de grachten
	the greenhouse	de broeikas
	the french fries (diminutive)	de frietjes
	the traveller	de reiziger
	the guardrail	de vangrail
	May I have a cup of tea?	Mag ik een kop thee?