Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the quality	de kwaliteit
	to put something in order	in de plooi leggen
	the scarcity	de schaarste
	the imprisonment	de hechtenis
	the potato	de aardappel
	the restriction	de beperking
	in touch	in aanraking
	the touch	de aanraking
	the mayonnaise	de mayonaise
	I clean the kitchen.	Ik poets de keuken.
	the depression	de depressie
	to be at risk	risico hebben op
	the expertise	de expertise
	the spread	de spreiding
	the dispersal	de spreiding
	traffic jam problems	fileproblematiek
	the steering	de besturing
	the alliance	de alliantie
	source-oriented	brongerichte
	the hamburger	de hamburger