Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	shop shelves	winkelrekken
	canary yellow	kanariegeel
	the mood	de stemming
	Does the shoe pinch?	Knelt de schoen?
	their pet	hun huisdier
	the pet	het huisdier
	the contract	het contract
	a contract	een contract
	credit card	kredietkaart
	A lemonade, please.	Limonade aub.
	with flying colours	met vlag en wimpel
	Muslim terror	moslimterreur
	head injuries	hoofdletsels
	a large dash	een forse scheut
	the shred	het greintje
	the ballot box	de stembus
	market share	marktaandeel
	browser market	browsermarkt
	the joint	het gewricht
	the quarter	het kwartier