Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the hole	het gat
	the eyes	de ogen
	the language	de taal
	their eyes	hun ogen
	the brother	de broer
	beautiful weather	mooi weer
	the legs	de poten
	the friend	de vriend
	green eyes	groene ogen
	It’s a hole.	Het is een gat.
	a friend	een vriend
	a beautiful book	een mooi boek
	a nice house	een mooi huis
	John works here.	Jan werkt hier.
	What does John do here?	Wat doet Jan hier?
	Put out the light.	Doe het licht uit.
	the government	de overheid
	These are Tom’s.	Deze zijn van Tom.
	eighty-six (86)	zesentachtig
	This is my brother.	Dit is mijn broer.