Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	one hundred and forty-eight (148 )	honderdachtveertig
	one hundred and forty-two (142 )	honderdtweeënveertig
	one hundred and forty-four (144 )	honderdvierenveertig
	one hundred and forty-seven (147)	honderdzevenenveertig
	one hundred and forty-nine (149 )	honderdnegenenveertig
	the sun	de zon
	red wine	rode wijn
	an old table	een oude tafel
	Tom is always here.	Tom is hier altijd.
	He is always punctual.	Hij is altijd op tijd.
	A table for one, please.	Een tafel voor één, alstublieft.
	The question is whether he can do it or not.	De vraag is of hij het kan doen of niet.
	one hundred and forty-three (143 )	honderddrieënveertig
	the chicken	de kip
	a chicken	een kip
	the coffee	de koffie
	Do you like to eat chicken?	Eet je graag kip?
	the police	de politie
	five to eight	vijf voor acht
	five to four	vijf voor vier