Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	19 year old	19-jarige
	the hare and the tortoise	de haas en de schildpad
	a new party	een nieuwe partij
	the program	het programma
	eagle feather	adelaarsveer
	Tom is healthy, isn’t he?	Tom is gezond, toch?
	Tom is very healthy.	Tom is heel gezond.
	local residents	buurtbewoners
	There’s a car approaching.	Er nadert een auto.
	smoothly	als een leien dakje
	date of birth	geboortedatum
	Tom is miserable.	Tom is ellendig.
	He’s absent.	Hij heeft verzuim.
	the mention	de vermelding
	the institution	de instelling
	nature reserves	natuurgebieden
	Enjoy your summer.	Geniet van je zomer.
	world economy	wereldeconomie
	The balcony is small.	Het balkon is klein.
	The frame is made of wood.	Het kader is van hout.