Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the sight	het zicht
	the barley	het gerst
	the luck	het geluk
	Step back.	Stap terug.
	wedding day	trouwdag
	water trough	watertrog
	Tom talked.	Tom sprak.
	bird of prey	roofvogel
	murder with robbery	roofmoord
	starting signal	startsein
	the advance	de opmars
	on the rise	in opmars
	the Belgians	de Belgen
	brown hair	bruin haar
	grey hair	grijs haar
	the clothes	de kleren
	the shower	de douche
	the attempt	de poging
	the thieves	de dieven
	joined	lid geworden