Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	an angry face	een nijdig gezicht
	Tom was very friendly.	Tom was heel aardig.
	mobile phone	mobiele telefoon
	Do we have enough flour?	Hebben we genoeg meel?
	I like to play the piano.	Ik speel graag piano.
	the right access	de juiste toegang
	the effort	de inspanning
	the slippers	de pantoffels
	I never wash the windows.	Ik was de ramen nooit.
	dairy products	melkproducten
	a poisonous snake	een gifslang
	the performance	de prestaties
	Tom is very polite.	Tom is erg beleefd.
	the retaliation	de vergelding
	the management	het management
	We sell fresh meat.	We verkopen vers vlees.
	the painting	het schilderij
	the instrument	het instrument
	an effort	een inspanning
	The bucket was full of water.	De emmer was vol water.